Politiek

Het gehele programma Ruimte voor de Rivier is gebaseerd op een PKB, dit is een planologische kernbeslissing die door het parlement genomen is. Het PKB omtrent Ruimte voor de Rivier heeft als beleid dat het Nederlandse rivierenstelsel zo moet zijn ingericht dat bij Lobith probleemloos 16.000 m3 binnen kan stromen.

 

In de geschiedenis van Nederland is er altijd al aandacht geweest voor bescherming tegen het water. Al heel vroeg ontstonden de eerste waterschappen en samenwerkingen om het collectief te beschermen tegen het binnenstromende water.

 

Sinds 1953 is deze aandacht alleen maar toegenomen door de watersnoodramp. Na deze overstroming was de angst voor overstromingen relatief groot en Nederland had als taak om deze angst te verkleinen. De overstroming kwam vanuit de zee en dus ging de meeste aandacht naar de realisatie van de Deltawerken.

Toen in 1993 en 1995 de rivierstanden ineens fors omhoog gingen besloot de Commissaris van de Koningin om de Betuwe te evacueren. Dit betekende dat er 250.000 mensen op stel en sprong weg moesten. De evacuatie was achteraf niet nodig en de schade bleef beperkt; eigenlijk ging het net goed. Ondanks dat de schade beperkt bleef groeide het wantrouwen van mensen in het rivierengebied, de overheid voelde dus de noodzaak om de veiligheid in het rivierengebied te verbeteren. De eerste reactie was het verhogen, verbreden en versterken van dijken. Op deze ingrijpen was echter veel protest. Het zou het landschap saaier maken en oude dijkhuisjes zouden moeten verdwijnen. Naast het protest tegen de dijkverhogingen groeide bij deskundigen het besef dat waterveiligheid ook op een andere manier dan met dijkverhogingen zou kunnen worden bereikt.

Wanneer je de dijken verhoogd en versterkt ga je mee met de hogere waterstanden, terwijl het misschien beter is om deze hoge waterstanden te voorkomen. Voordeel van het voorkomen is dat de potentiële schade kan worden verkleind, het rivierenlandschap nieuwe kansen krijgt en dat er ook op economisch gebied nieuwe kansen ontstaan.

 

Toen eenmaal vaststond dat de rivier meer ruimte zou gaan krijgen begonnen deskundigen aan de verdere uitwerking van een plan. Dit vond plaats tussen 2000 en 2006. In deze jaren waren er nog een aantal vragen waar over gesproken moest worden:

  • Is Ruimte voor de River een verstandige strategie?
  • Waar kan Ruimte voor de Rivier gerealiseerd worden?

Lastig is dat er meer dan 600 mogelijkheden werden gevonden om ruimte te geven aan de rivieren. Toen dit eenmaal duidelijk was werd er met lokale en regionale (bestuurlijke) partijen intensief overlegd om een kleinere hoeveelheid plekken te komen. 34 projecten bleken voldoende om de beoogde waterveiligheid voor het rivierengebied tot 2050 te bereiken.

 

In 2006 werd definitief de knoop doorgehakt: het programma Ruimte voor de Rivier wordt uitgevoerd. In het programma wordt geprobeerd de waterveiligheid te verbeteren en het de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren.

Er is vaak een grote zorg dat Nederland veel doet aan waterveiligheid en onze buurlanden niet. Dit is echter niet helemaal waar. Binnen alle Rijnoeverstaten wordt er overlegd hoe het beheer van de Rijn in elkaar moet zitten. Nederland heeft als voordeel dat ze de hoge waterstanden aan kan zien komen. Wanneer er in buurlanden hoge waterstanden zijn wordt dit doorgegeven en zo kan Nederland zich voorbereiden. Het is echter wel zo dat Nederland zich relatief zwaar beschermt, maar Nederland is ook kwetsbaarder vergeleken met andere Rijnoeverstaten.

 

Niet alleen in Nederland wordt er ruimte voor de rivier gemaakt, over de hele wereld wordt gekeken naar het programma Ruimte voor de Rivier. Nederland is echter wel de voorloper.

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb