Toepassing waterbeheer
Al sinds de 11e eeuw zijn de mensen bezig met waterbeheer. Ze begonnen met dijken aanleggen van materialen die ze tot hun beschikking hadden, zoals manden en stukken hout. Deze materialen moesten de mensen beschermen tegen de zee, maar zoals van het materiaal verwacht kan worden sneuvelden de dijken bij een kleine dreiging vanaf de zee.
De eerste succesvolle pogingen tot aanleg van de dijken kwam vanuit de kloosters, deze dijken konden de zee en haar dreigingen van het land af houden. Maar als gevolg hiervan bleef het water dat zich op het land bevond liggen, het kon immers niet meer uit zichzelf terug de zee in komen. Hierom werden er uitwateringssluizen geïnstalleerd die bij laagwater de polder droog konden zetten. Maar toen er zo’n 600 jaar geleden de windmolen werd uitgevonden, kwam er binnen het drooghouden van de polders een verandering op gang. Door de windmolens konden er grotere stukken land drooggehouden worden, en kon er ongeacht de waterstand water uit de polders worden afgevoerd. Een bekend voorbeeld hiervan is de inpoldering van de Beemster
Door de industrialisatie werden er nieuwe materialen en technieken ontwikkeld, waarmee in de 19e eeuw Nederland haar dijken kon verbeteren. Het aantal overstromingen en de impact van de overstromingen nam drastisch af, maar er waren nog steeds serieuze overstromingen (denk aan de watersnoodramp in 1953).
Maak jouw eigen website met JouwWeb