De belangrijkste reden om een goed waterbeheer te hebben is het feit dat het grootste deel van Nederland onder de zeespiegel ligt. Hierdoor kan er door een minimale overstroming al een groot deel van het land getroffen worden. Om het land tegen deze gevolgen te kunnen beschermen moet het water door de mens gereguleerd kunnen worden. Hiervoor zijn verschillende vormen van waterbeheer in gebruik genomen. De mensen zijn dijken, dammen en stuwen gaan bouwen en gaan kanaliseren om het water op de daarvoor bestemde plekken te houden.

Waterbeheer werd nog belangrijker toen men in de 16e eeuw begon met de inpolderingen.  Hiervoor werd er alleen land gewonnen in de kustgebieden door droge stukken slib te beschermen door dijken aan te leggen. Maar de inpoldering was een erg revolutionair begrip; er werden stukken land die aan alle kanten door water werden ingesloten drooggelegd. Hierdoor ontstonden er nieuwe stukken land(o.a. huidige Flevo-polder) die voorde landbouw gebruikt konden worden. Doordat dit land op het water werd gewonnen ligt ook dit stuk land onder de zeespiegel, waardoor ook hier weer waterbeheer een erg belangrijke rol speelt.